Meer columns

Zielige rokers

Feyenoord kampioen. En terecht. Op alle fronten de beste club van dit seizoen. Zelden heb ik zoveel uitbundigheid gezien als afgelopen weekend. Eerst de gulzige voorpret van de Rotterdammers, toen de hoogmis in De Kuip en daarna de maandagse euforie op de Coolsingel.  En er is niks gesloopt. Er werd gelachen, gehuild, gezongen, gefeest. Ik weet niet of de Romeinen de beelden hebben meegekregen van de Rotterdamse supporters in de fontein op het Hofplein, maar ik denk dat ze gedacht hebben: zo kan het dus ook. 

De spelers met die schaal, de trotse trainer met zijn gulle dank aan het legioen, de blije burgemeester en de onvermijdelijke Lee Towers met zijn ‘You never walk alone’. Ik zag hem later weg stiefelen met zijn rollator en dacht: die loopt inderdaad niet meer alleen. 

Een aantal van mijn Rotterdamse vrienden was bij het kampioenspotje in de Kuip en stuurden mij de meest uitbundige filmpjes. Ook om te pesten. Of ik Amsterdams jaloers was? Geen seconde. Feyenoord is gewoon de meer dan terechte kampioen. Nogmaals: op alle fronten.

Maar het kan dus nog. Een feestje zonder moord en brand. Een feestje zonder gesneuvelde abri’s, geplunderde winkels en in elkaar geslagen agenten. Een feestje met meer dan honderdduizend mensen bij elkaar. Met een biertje. Volgens mij was voetbal ooit zo bedoeld. Een herfst en een winter lang voetballen en in de lente kijken wie de meeste punten bij elkaar gesprokkeld heeft. En de winnaar viert feest, krijgt de meeste poen en mag Europa in. Geweldig toch?  

Vlak voor dit kampioenschap waren er nog wat Groningers met rookbommen in de weer. Gitzwarte rook. De wedstrijd werd gestaakt en iedereen vertrok chagrijnig naar huis. De wedstrijd is inmiddels net zo chagrijnig uitgespeeld. Het aardige was: dat staken interesseerde niemand meer. Het was feest in Rotterdam.

Donderdag ging het mis in Alkmaar. Ik zag op een filmpje een paar honderd capuchonnetjes door een hek breken om de aanhang van West Ham United in elkaar te gaan timmeren. Volgens mij waren het uitsluitend pubers die hard moesten rennen omdat ze anders te laat thuis kwamen en er ouders met een huisarrest zwaaiden. Terwijl ik ze stoer zag doen vond ik ze vooral zielig. Ik dacht aan Rotterdam. Aan het feest. Aan hoe het ook kan. Geen rellen, geen gewonden, niks.

Wat we moeten? Niet meer bang zijn voor hooligans. We moeten ze uitlachen. Sneu vinden. Net zoals je een zacht medelijden hebt met rokers voor een kantoorgebouw. Ach gossie, denk ik altijd als ik zie hoe ze de longkanker uit hun staafjes staan te trekken. Volgens mij moet voetbal weer gewoon leuk zijn. En we gaan ook geen spelers meer bedreigen die van clubje wisselen. Dat deed Cruijffie zelfs.

Ooit ben ik als zestienjarige bij Ajax begonnen op de F-side dat toen nog gewoon Vak F heette. Daar werden we na een weekend bonje toegesproken door meneer Jaap van Praag, de vader van Michael. Hij dreigde de jongenskaartjes van vijftig cent af te schaffen als we weer gingen kloten. Er werd steeds vaker gevochten. Ik had er gauw genoeg van en vertrok naar een gewone mensentribune. Geen zin in gedoe. 

En nu vijftig jaar later zit ik nog steeds op die tribune. Nooit geknokt, nooit gevochten, nooit iets over Joden gezongen. Gewoon met mijn zoon en mijn broer en mijn neef. Voetbal kijken en het leuk hebben. Of bloedchagrijnig naar huis gaan omdat het niet loopt. Zoals afgelopen jaar. Dat hoort erbij.

Vijfendertig jaar geleden reed ik met een oude, zacht dementerende dame langs De Meer, het voormalige Ajax-stadion waar opgestapelde zeecontainers grote muren vormden. De dame vroeg waarom dat was. Ik legde haar uit dat ze dat deden om rivaliserende supporters uit elkaar te houden. Anders gingen ze vechten. De dame keek me ongelovig aan en vroeg me om het nog een keer te herhalen. Daarna lachte ze en fluisterde: “Je bent gek!” Ik moet hier zo vaak aan denken. Mijn moeder had gelijk.

 
Website door JUST