Meer columns

Koffie & Coke

In het Siciliaanse Catania zat ik op een terras terwijl de as van de Etna in het schuimige hartje van mijn cappuccino dwarrelde. Hierdoor gingen mijn gedachten vanzelf naar de onlangs gearresteerde begrafenisondernemer, die in een Rotterdams uitvaartcentrum een professioneel drugslab runde.  In de oven pruttelden tijdens de crematie de ketels vrolijk mee. De lijkbidder werd betrapt omdat de spatlappen van zijn rouwauto over de grond sleepten. Er lag voor honderden kilo’s aan grondstoffen in de kist. Of er ook nog een lijk bij lag? Ik hoop het.

De dood doet het sowieso goed hier op Sicilië. Eigenlijk in heel Italië. En dat komt door die rouwadvertenties die ze overal op de muren plakken. Zowel in dorpen als in steden. Vaak met zeer slechte foto’s van de dooie. Zo slecht dat je denkt: goed dat je leven klaar is.

Ik vind die aangeplakte advertenties wel wat hebben. Heel goed dat je de hele dag geconfronteerd wordt met het onvermijdelijke dat ons allemaal te wachten staat. De dood moet de gehele dag zichtbaar zijn zodat je er alles aan doet om gelukkig te leven. Dat scheelt een hoop antidepressiva.

In Modica zaten deze week in de schaduw van de grote Duomo San Giorgio een stuk of vijftien stokoude mannetjes met elkaar op wat wankele stoeltjes te keuvelen, terwijl er achter hen een groot bord hing met wel dertig nauwelijks nog leesbare rouwadvertenties. Allemaal verbleekt door de zinderende zon. Deze oude mannen weten natuurlijk allemaal dat ze er binnen twee à drie jaar zelf tussen hangen. De combinatie van de mannen en het grote bord, dat een beetje doet denken aan zo’n wand waar onze politieke partijen binnenkort hun leugens op hangen, ontroerde me.

Waar de oude mannetjes het met elkaar over hadden? Geen idee. De afstand was te groot en mijn Italiaans is te belabberd. Ik kan alleen maar gissen. Misschien hadden ze het wel over een beroemde Italiaanse voetballer, die vroeger de meest moeilijke vrije trappen van grote afstand meedogenloos en onhoudbaar voor elke keeper in de bovenhoek kogelde. En dat deze voetbalvedette nu een vroegere trainer van zijn zoontje op tv beticht heeft van duistere dealtjes met bevriende zaakwaarnemers.  Alleen maar omdat de trainer het zoontje te weinig opstelde. In de ogen van de voetbalvader was het jochie zeer talentvol. De trainer dacht daar iets genuanceerder over. De voetbalvader die opkomt voor zijn zoon heeft wel iets vertederends. Zo ken ik het verhaal van een redelijk grote hockeyclub waar een jeugdtrainer bijna ontslagen werd omdat hij het zoontje van een van de bestuursleden niet selecteerde voor het hoogste team. We hebben het over de D-selectie. Jochies van elf. Wat ik hiermee wil zeggen? Dat de meeste sporters hartstikke zielig en verschrikkelijk rancuneus zijn. Behalve bij het tennissen en het turnen dan.

Gelul over oud zeer van voetbalvaders en trainers en kroegroddels en duistere dealtjes is iets voor de derderangs Berlusconi-zenders hier in Italië.  Wij kennen dat soort voetbalkransjes niet. Ja misschien bij de commerciëlen. Maar niet bij de NPO en zeker niet bij de alom gerespecteerde onafhankelijke NOS.

Inmiddels zit ik in Palermo. Net als Napels een stad naar mijn hart. Ruw, rauw en recht voor zijn raap. Er hangt een prettig soort gezelligheid. De receptionist van het hotel is verguld met mijn complimenten. Of ik de stad niet smerig vind? Ik leg hem uit dat ik in Amsterdam woon en dat daar de zwervers tegenwoordig alle prullenbakken leegtrekken op zoek naar lege blikjes en flesjes waar sinds kort een beetje statiegeld op zit. En alle vuilniszakken worden massaal opengescheurd. Nee, jullie Palermo is een El Dorado vergeleken met onze grachtengordel. Jullie stad is een walhalla.

’s Avonds op een roerig terras eet ik met mijn vrouw een sublieme pasta en denk ik na of het waar is dat voetballers op tv niet stompzinnig moeten ouwehoeren. Ik vraag me af of dat ook voor Johan Derksen geldt. Het antwoord is ‘nee’. Want? Derksen kon namelijk niet voetballen.

 
Website door JUST